T&T Leaders

Beschrijving van leaders en opbouw van een geknoopte leader

Om een kunstvlieg netjes en met weinig snelheid op of in het water te zetten is een taps verlopende leader aan de vliegenlijn noodzakelijk. Een taps verloop van de leader is nodig om het met hoge snelheid strekken van de leader (het zweepslag-effect ) te vermijden, waardoor de vlieg tijdens het werpen kapot zou slaan. Over type, lengte en opbouw van leaders bestaan veel verschillende meningen en voor elke mening is wel iets te zeggen. Daarom is dit artikel niet zaligmakend, maar slechts mijn persoonlijke “ insteek”.

1. Enige opmerkingen over lengte en dikte

Het werpen van een smalle “loop” en het netjes plaatsen van de vlieg is alleen mogelijk met een zich gemakkelijk strekkende leader. Het werpen van een smalle “loop” is nodig als de vlieg nauwkeurig moet worden geplaatst en als hinder wordt ondervonden van de wind.
Goed strekken van de leader is alleen mogelijk als er een juiste samenhang is tussen gewichtklasse vliegenlijn (bijvoorbeeld #5 of #9), dikte-verloop (de tapsheid) en lengte van de leader en de grootte van de vlieg.
Dat klinkt ingewikkeld, maar bij verder lezen zal duidelijk worden wat wordt bedoeld.
Eigenlijk wil ik alleen maar zeggen, dat er geen universele leader bestaat die je onder alle omstandigheden en met elke vliegenlijn en vlieg kunt gebruiken. Je zult altijd in het oog moeten houden welke vliegvisserij je wilt beoefenen. Dat betekent ook weer niet dat je tientallen leaders bij je moet hebben.
De volgende opmerkingen kunnen al enige duidelijkheid geven:

  • Een korte leader (bijvoorbeeld 1,50 m) strekt zich gemakkelijk, maar zorgt ervoor dat de vlieg vrij hard landt.
  • Met een korte leader is het gemakkelijker om grote vliegen (streamers, poppers) te werpen. De leader moet dan wel zijn opgebouwd uit dik nijlon.
  • Een lange leader (bijvoorbeeld 3 m of langer) strekt zich moeizaam en bij een beetje wind wil hij graag als een hoop spagetti op het water landen.
  • Met een lange leader wordt de verbinding tussen vliegenlijn en leader gemakkelijk in het topoog getrokken bij het landen van vis. Dit kan resulteren in een kapot top-oog of een verspeelde vis.
  • Met een lange leader is het werpen van grote en/of verzwaarde vliegen moeilijk, zelfs enigszins gevaarlijk.
  • Lange leaders maken het noodzakelijk om een open “ loop” te werpen, zeker als de vlieg verzwaard is of verzwaring op de leader is aangebracht. Nauwkeurig werpen, ver werpen en werpen met veel wind is dan vrijwel onmogelijk.
  • De dikte van de punt van de vliegenlijn moet in verhouding staan tot het dikste deel van de leader (de “butt” van de leader). Vreselijk nauw luistert dat niet, maar je kunt je voorstellen dat je op een lijn #9 geen “butt” van 30/00 gebruikt maar eerder 60/00. Overigens: 30/00 op een lijn #9 betekent dat de leader zich slecht laat strekken.

In het algemeen wordt voor de “standaard” vliegvisserij met droge vliegen en nimfen een leaderlengte gebruikt van 270 cm (9 foot). De meeste in de handel verkrijgbare leaders hebben deze lengte.
Voor het vissen met streamers en voor het vissen met zinkende vliegenlijnen kunnen veel kortere leaders worden gebruikt, bijvoorbeeld 1,50 meter.
In de USA is ooit onderzocht hoe kort een leader aan een zinkende vliegenlijn kan zijn bij het vissen op steelhead. Het bleek, dat zelfs een leader van 10 cm nog net zoveel aanbeten gaf als een lange leader. Dit bewijst dat vis de leader en vliegenlijn wel ziet, maar niet het benul heeft om te bedenken dat de vlieg wel eens aan die lijn vast kan zitten.
(Zo vind ik, dat veel vissers de vis veel slimmer inschatten dan hij in werkelijkheid is.)

In tabel 1 is aangegeven welke leaders ikzelf toepas op mijn vliegenlijnen.


Tabel 1: Voorbeeld van leaders voor verschillende toepassingen.

Visserij Vliegenlijn Leader lengte dikte verloop

Grote streamers
(Polder, meren)

Drijvend #9
(WF9F pike taper)

150 cm, geknoopt

60/00 naar 35/00

 

Langzaam zinkend #9
(WF9S)

150 cm, geknoopt

60/00 naar 35/00

Middelmaat streamers
( Lek en Waal, Oostvoornse Meer)

Drijvend #7
(WF7F)

Losse zinktip van 2 m.
waaraan geknoopte
leader 1 m

45/00 naar 30/00

 

Snelzinkende schietkop #7
(DT7FS, 9 m)

100 cm, geknoopt

40/00 naar 30/00

 

Intermediate #7
(WF7I)

150 cm, geknoopt

45/00 naar 30/00

Kleine streamers
(Lek, Linge, forelput)

Drijvend #6
(WF6F) en (DT6F)

250 cm, zinkend, gevlochten

250 cm, drijvend, gevlochten

Tip 24/00


Tip 24/00 

Droge vlieg, nimf
(polder, beek)

Drijvend #5 (DT5F)

270 cm, drijvend, geknoopt

55/00 naar min. 12/00

 

2. Soorten Leaders

Er bestaan in principe drie soorten leaders:

  • Leaders van gevlochten nijlon
  • Leaders van "getrokken" nijlon
  • Geknoopte leaders

Daarnaast zijn natuurlijk ook combinaties van deze soorten mogelijk. Zo werd indertijd door wedstrijdcasters een leader toegepast die bestond uit stukken gevlochten nijlon “ kouzen” van verschillende dikte. Na het in elkaar schuiven van de verschillende stukken nijlon kous ontstond een leader die de voordelen van de huidige gevlochten leaders en geknoopte leaders combineerde. Deze leader werd voornamelijk gebruikt bij het onderdeel Vlieg-precisie, waarbij de leaderlengte minimaal 180 cm moet bedragen.

Leaders van gevlochten nijlon
Deze leaders zijn verkrijgbaar als drijvend, intermediair en (langzaam) zinkend.
Een gevlochten leader is aan het dikke eind voorzien van een lus, waarmee hij aan de lus op de vliegenlijn kan worden bevestigd. Aan het dunne eind is hij eveneens voorzien van een lus of van een klein zilveren ringetje.
De lengte is meestal ca. 2 meter, zodat aan het ringetje direct de tip met een lengte van ca. 70 cm kan worden bevestigd.

Voordelen van gevlochten leaders zijn:
  • In het algemeen strekken deze leaders zich bij het werpen redelijk goed.
  • Ook blijven zij recht nadat zij enige tijd op de spoel van de reel hebben gezeten.
  • Alleen de tip hoeft na verloop van tijd te worden vervangen.
  • Zinkende gevlochten leaders zijn uitstekend om ondiep (tot ca. 50 cm) te vissen, bijvoorbeeld met wobblers op roofblei.
  • Intermediate leaders (een leader die door het wateroppervlak zakt en tijdens het strippen niet verder zinkt) hebben het voordeel, dat zij minder gevoelig zijn voor wind. Omdat zij door het oppervlak zinken worden zij minder in een bocht getrokken.
  • Om dieper te vissen kunnen korte stukjes looddraad in de leader worden aangebracht.
    Beperk echter de lengte en het aantal stukjes looddraad, want de leader gaat al snel “stampen” waardoor de lol van het werpen er al snel af is.
Gevlochten leaders hebben naar mijn mening ook nadelen, namelijk:
  • Na een paar jaar (soms al na één seizoen) gaat de leader rafelen en wordt hij onbetrouwbaar.
  • De zilveren ring is vaak bevestigd met één streng dun nijlon. Vissen met een dikke tip geeft daarom een vals gevoel van veiligheid. Je denkt de sterkte te hebben van bijvoorbeeld 24/00, maar de ring is in feite de zwakke plek. Ik knip daarom de ring van een nieuwe leader en bevestig deze opnieuw met alle strengen nijlon of ik maak een lus met alle strengen.

 

Leaders van “getrokken” nijlon
Dit zijn leaders uit één stuk nijlon met een taps verloop. Zij zijn verkrijgbaar in verschillende dikten van de tip. Een dunnere tip betekent echter, dat ook het dikke eind (de “butt”) dunner is. De tipdikte wordt bijvoorbeeld aangegeven als 7x ( = 12/00) of 4x (= 18/00).
Naar mijn mening hebben deze leaders alleen maar nadelen, namelijk:

  • Het dikke eind is vaak maar 35/00, hetgeen te dun is om goed te strekken bij het werpen.
  • Het verloop in dikte is te gelijkmatig. Dit is ook een reden waarom de leader slecht strekt bij het werpen.
  • Het nijlon is hard, zodat het lastig is om de leader recht te krijgen nadat hij enige tijd op de reel heeft gezeten.
  • Het dikke eind is voorzien van een lus, waarmee hij in de lus aan de vliegenlijn kan worden bevestigd. Door het stugge nijlon krijg je nooit een mooie overgang van vliegenlijn naar leader.
  • De tip is één geheel met de leader en na enkele keren wisselen van vlieg wordt de tip dikker. Je zult dan een lus in de leader moeten maken en daar een nieuw stuk tip aan moeten bevestigen.

Ik gebruik soms een gedeelte van een getrokken leader als middenstuk voor een geknoopte leader.

Geknoopte leaders
Deze leaders zijn opgebouwd uit aan elkaar geknoopte stukken nijlon van verschillende dikte.
Door de lengte van de verschillende stukken te variëren kan de lengte en het tapse verloop worden gekozen, zoals een snel overslaande of een langzaam overslaande leader.
Voor zover ik weet zijn geknoopte leaders niet meer te koop en zul je ze zelf moeten maken.
In diverse visboeken wordt aangegeven hoe een goede leader moet worden opgebouwd (zie bijvoorbeeld Vissen-Vliegen-Vangen van Kees Ketting en Henk Peeters)
Voordelen zijn:

  • Deze leader kan het beste vast aan de vliegenlijn worden bevestigd. Hierbij ontstaat een mooiere en kleinere overgang van vliegenlijn naar leader dan met een gevlochten leader of getrokken leader. Deze verbinding van lijn en leader is sterker dan een lusverbinding (waarover meer wordt verteld in hoofdstuk 3).
  • Een geknoopte leader met een goede opbouw strekt zich beter tijdens het werpen dan gevlochten of getrokken leaders.
  • Een geknoopte leader is minder aan slijtage onderhevig dan een gevlochten leader.
    Gedurende meerdere jaren hoef ik alleen de tip te vervangen, tenzij ik knopen in de leader heb geworpen die ik niet meer kan verwijderen. Knopen komen nogal eens voor als ik de leader verzwaard heb met meerdere loodhagels.
  • Een geknoopte leader oogt wat minder massief dan een gevlochten leader.
    Elke leader is echter altijd zichtbaar voor de vis. Gelukkig heeft een vis niet het benul om een verband te leggen tussen de leader en de kunstvlieg.
    De knopen zijn niet storend: Vaak grijpt vis de knopen, die blijkbaar worden aangezien voor kleine insecten. Er zijn vliegvissers, die daarom een blank haakje (bijvoorbeeld haak 20 of 24) op één van de knopen schuiven.

Nadelen zijn:  

  • Het is soms moeilijk om de leader recht te krijgen nadat hij enige tijd op de reel heeft gezeten. Zeker als de temperatuur laag is.
  • Deze leader kan het beste vast aan de vliegenlijn worden bevestigd. Het wisselen van leaders (bijvoorbeeld van drijvend naar zinkend) is dus niet mogelijk.

 

3. Verbinding tussen vliegenlijn en leader

Tegenwoordig worden (gevlochten) leaders meestal met een lus aan de vliegenlijn bevestigd. De vliegenlijn is daartoe voorzien van een gelusde kous van gevlochten nijlon. De kous wordt meestal alleen geborgd met een stukkje rubber slang en desgewenst nog een druppelje secondenlijm.
Vaak zie ik, dat de lus vrij ver van de vliegenlijn zit. Hierdoor ontstaat er een “slap” stuk tussen vliegenlijn en leader, waardoor de leader slecht wil strekken tijdens het werpen.
De boven aangegeven bevestigingsmethode is naar mijn mening onbetrouwbaar. Al te vaak schiet hij los bij het hard zetten van de haak of bij het lostrekken als een tak of steen is gehaakt. Ook als de leader wordt teruggetrokken door het top-oog van de hengel kan er een en ander mis gaan.
Een betere methode voor het bevestigen van een lus aan de vliegenlijn is gegeven in figuur1.
Na het maken van de lus in de nijlon kous wordt de vliegenlijn gedeeltelijk in het gedubbelde deel van de kous geschoven. Het eind van het enkele stuk kous wordt geborgd door wikkelingen bindzijde en afgewerkt met twee-componenten lijn

Fig.1: Bevestigingsmethode gevlochten nijlon lus.

Een lus aan de vliegenlijn gebruik ik alleen als ik snel wil kunnen wisselen van een drijvende naar een snelzinkende leader. Voorbeeld is het vissen in de Lek op snoekbaars of in een forellenput. Voor het vissen op snoek en voor vissen in de polder of in een beek gebruik ik altijd geknoopte leaders die vast aan de vliegenlijn zijn gemonteerd ( zie tabel 1).

 

4. Opbouw van de geknoopte leader

De beste opbouw van een leader is begin vorige eeuw ontwikkeld door Charles Ritz (jawel, van die hotels) en wordt “ Rafale” genoemd (Rafale = rukwind of windstoot).
Een Rafale leader is kortweg als volgt opgebouwd:
60% van de lengte uit dik nijlon, 20% uit dunner nijlon en 20% vormt de tip.
Dit is de enige opbouw die ik gebruik, waarbij de totale lengte standaard ca. 270 cm is.
Mijn tip is zelden lichter tip dan 15/00. Voor zeer kleine vliegen (haak 18 of kleiner) gebruik ik ook wel 12/00, maar nooit dunner. Ik moet daar wel bij vermelden, dat mijn lichtste hengel een 8-voeter voor een #5-lijn is.

In tabel 2 is aangegeven hoe ik mijn leaders voor drijvende #5- en #6-lijnen opbouw.
In tabel 3 is een voorbeeld gegeven van een leader-opbouw voor een #4-lijn.
De aangegeven lengtes zijn een richtlijn. Immers, het zal nauwelijks mogelijk zijn om bij het aan elkaar knopen precies de aangegeven lengte aan te houden. Afwijking van 1 of 2 cm zal de werking nauwelijks beïnvloeden.

Tabel 2: Opbouw Rafale-leader voor lijnklasse #5 en #6

 

Nijlon dikte

Lengte (cm)
alternatief 1

Lengte (cm)
alternatief 2

55/00

50

40

50/00

45

40

45/00

40

40

40/00

30

40

35/00

14

15

30/00

14

15

25/00

14

15

20/00

14

15

tip

50 - 60

50 - 60

Tabel 3: Opbouw Rafale-leader voor lijnklasse #4 of lichter

 

Nijlon dikte

Lengte (cm)
voorkeur

Lengte (cm)
alternatief

45/00

60

55

40/00

55

55

35/00

50

55

30/00

20

18

25/00

18

18

20/00

16

18

tip

50 - 60

50 - 60

Voordat met het knopen wordt begonnen moet het dikste stuk nijlon in de vliegenlijn worden bevestigd met de naaldknoop. Deze knoop is aangegeven in figuur 2. Neem de lengte van het stuk nijlon voldoende lang, bijvoorbeeld 80 cm. Dit vereenvoudigd het leggen van de naaldknoop en geeft voldoende ruimte om het volgende stuk nijlon aan te knopen.

Fig. 2: De naaldknoop

Het nijlon wordt eerst een stukje (0,5 to 1 cm) door de punt van de vliegenlijn gehaald.
LET OP: In figuur 1 is aangegeven, dat het nijlon met een naald door de vliegenlijn wordt getrokken. In de praktijk zal dit niet mogelijk blijken: Het dikke nijlon kan op deze wijze niet in de dunne punt van de vliegenlijn worden gebracht!!
Een goede methode is:

  • met een redelijk dikke naald door de tip van de vliegenlijn steken en hiermee een gangetje maken voor het nijlon.
  • Vervolgens de naald verwijderen en het nijlon in het gemaakte gangetje steken.
    Hiervoor moet een punt aan het nijlon worden gesneden. Als de punt van het nijlon uit de vliegenlijn komt kan dat puntje met behulp van een tang verder door de vliegenlijn worden getrokken.
  • Als ca. 10 cm van het nijlon uit de vliegenlijn is getrokken kan de naaldknoop worden gelegd. LET OP: In figuur 1 is het nijlon drie keer gewikkeld. Beter is om dit vijf keer te doen.
  • Na het netjes aantrekken van de naaldknoop wordt deze glad afgewerkt met een beetje twee-componenten lijm.
Voor het aan elkaar knopen van de diverse stukken nijlon wordt de zogenaamde bloedknoop gebruikt. Deze knoop is gegeven in figuur 3.

Fig. 3: De bloedknoop

In figuur 3 is aangegeven dat elk stuk nijlon 4 keer wordt gewikkeld.
Echter, voor de stukken met een dikte van 55/00 tot 30/00 is drie keer wikkelen voldoende en wordt de knoop niet al te dik.Voor dunnere stukken nijlon wordt 4 à 5 keer wikkelen aanbevolen. Vergeet niet om de knoop vóór het aantrekken nat te maken met speeksel.

Tenslotte wordt het stuk van 20/00 voorzien van een lus. Ook de tip wordt voorzien van een lus. Zodoende kan de tip eenvoudig worden vervangen als hij te kort is geworden na diverse keren wisselen van vlieg. Ook kan desgewenst de tip worden gewisseld voor een dunnere.
Bijkomend voordeel is, dat op de lus een loodhageltje kan worden aangebracht dat niet gaat schuiven.

Voor de lus in de tip en het laatste stuk 20/00 van de leader wordt minimaal twee keer doorhalen aanbevolen.Vergeet ook hier niet om de knoop vóór het aantrekken nat te maken met speeksel.
Het maken van een lus is aangegeven in figuur 4.

Fig.4: Maken van een lus.